Het Schrijverke
O krinklende winklende waterding
met ’t zwarte kabotseke aan,
wat zien ik toch geren Uw kopke flink
al schrijven op ’t waterke gaan!
Gij leeft en gij roert en gij loopt zoo snel,
al zie ‘k u geen noch arrem noch been;
Gij wendt en gij weet uwen weg zoo wel,
al zie’k u geen ooge, geen